‘Geïmporteerde ontbossing’: de rol van soja in veevoeder en de effecten op de biodiversiteit in Latijns-Amerika

‘Geïmporteerde ontbossing’: de rol van soja in veevoeder en de effecten op de biodiversiteit in Latijns-Amerika

Een onderzoek dat recent werd gepubliceerd door WWF toont aan dat, om zeven agrarische grondstoffen te produceren die wij in België importeren, 4,2 miljoen hectare landbouwgebied (ofwel bijna anderhalve keer de oppervlakte van België) wordt geëxploiteerd in landen waar tropische regenwouden in ijltempo worden vernietigd. Dat noemen we ‘geïmporteerde ontbossing’. De belangrijkste oorzaak van de vernietiging van die bossen is de expansie van de landbouw. Als het om geïmporteerde ontbossing gaat, veroorzaakt België de grootste impact met zijn vraag naar soja. Uit onze resultaten blijkt dat in 2017 een gebied ter grootte van Wallonië (1,7 miljoen hectare) is geëxploiteerd in Latijns-Amerika om te voldoen aan de Belgische vraag naar soja. In Latijns-Amerika nemen monoculturen met soja de plaats in van de Braziliaanse Cerrado, een savanne die 5% van de biodiversiteit van de aarde herbergt. Sinds 1970 is de helft van de natuurlijke vegetatie van de Cerrado verdwenen, voornamelijk als gevolg van de teelt van soja.

 

Drie vierde van de door België geïmporteerde soja komt terecht in veevoeder, 19% wordt gebruikt voor biobrandstoffen op basis van soja en slechts 3% is bestemd voor menselijke voeding. De uit Latijns-Amerika geïmporteerde soja dient dus om te voldoen aan een sterke vraag naar veevoeder en niet voor menselijke voeding.

Van de totale hoeveelheid soja die in België wordt gebruikt voor veevoeder, wordt 55% benut in de varkensteelt, 24% in de pluimveehouderij, 19% in de melkveehouderij) en 2% in de rundveehouderij. In de rundveehouderij (melk en vlees) worden de dieren voornamelijk gevoed met gras. Daardoor en dankzij de vele inspanningen om boerderijen te begeleiden en te activeren om in hun eigen veevoeder te voorzien, verbruikt deze sector dus minder soja dan andere veeteeltsectoren, maar ze slaagt er niet in om ingevoerde eiwitten volledig links te laten liggen.

In Latijns-Amerika wordt de beslissing om soja te produceren gebaseerd op de verwachte prijs voor sojaolie (18% van de fijngemalen sojaboon) – bestemd voor de sector van de biobrandstoffen en de voedingsindustrie – en die voor sojameel (78% van de boon) – bestemd voor veevoeder. De opbrengst van de sojaproducenten wordt voor 61% bepaald door de verkoop van sojameel en voor 39% door de verwachte verkoop van sojaolie. De nettowaarde van de sojaproductie wordt zo bepaald door een combinatie van sojameel en sojaolie (in functie van hun respectieve aandeel in het gewicht van de soja) en niet enkel op basis van de prijs voor de olie. Het spreekt dus voor zich dat het voor veevoeder bestemde sojameel een doorslaggevende factor is voor de inkomsten van de Braziliaanse landbouwers en niet mag worden beschouwd als een gewoon bijproduct van de olieproductie.

Wat het label ‘verantwoorde soja’ betreft, is jammer genoeg slechts 46% van de soja op de Belgische markt gecertificeerd. In de meeste gevallen (78%) gaat het om een certificering (‘SoRes’) die uitgaat van de ’Belgian Feed Association’ (BFA). Die omvat slechts een deel van de eisen van de internationale certificeringssystemen en biedt weinig garanties op transparantie en geen enkele traceerbaarheid. In België zijn internationale certificeringssystemen amper doorgedrongen in de markt. We hebben dus slechts zeer beperkte garanties dat de in België gebruikte soja elders niet bijgedragen heeft aan ontbossing.

Voor WWF zijn de overgang naar autonome systemen voor veevoeder en onderzoek naar alternatieve bronnen van eiwitten van vitaal belang om de conversie van biologisch waardevolle ecosystemen in Latijns-Amerika te bestrijden. In vergelijking met de wereldwijde schommelingen van de landbouwmarkten kan een autonomere productie zorgen voor stabiliteit in de landbouwinkomsten. Dankzij de hervorming van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB), die aan de gang is, is Vlaanderen meer dan ooit in staat om overheidsmiddelen doeltreffend te benutten voor die transitie van de sector. Ondertussen moeten de invoerders van sojameel elke bevoorrading met soja die bijdraagt aan de ontbossing en de conversie van natuurlijke ecosystemen stopzetten. Ze moeten op een transparante manier rekenschap geven van de verkregen garanties en van hun vooruitgang richting een soja waar geen enkele ontbossing en conversie aan te pas is gekomen.

De Vlaamse landbouwers maken integraal deel uit van de oplossing en WWF-België nodigt de veehouderijsector uit voor een dialoog om gezamenlijke antwoorden te vinden waar het milieu, de diversiteit en de veehouders wel bij varen.

De volledige studie en onze eisen om geïmporteerde ontbossing een halt toe te roepen, zijn terug te vinden op 'Geïmporteerde ontbossing: tijd om ermee te kapen!'